Merkwaardige macro mineralen
een informatieve rubriek met handstukken uit de collectie van Raymond Dedeyne,
door hemzelf becommentarieerd en door Theo Muller van foto’s voorzien - voor vragen of suggesties, email
mmm@minerant.org
BARIET
Pöhla, Saksen, Duitsland
Pöhla (vergeet het trema niet), in het westelijk Ertsgebergte in het Duitse Obersachsen, is wellicht een van de meest iconische barietvindplaatsen wereldwijd. Nochtans was de barietexploitatie er van eerder korte duur.
In het begin van de vijftiger jaren van de vorige eeuw waren er in de omgeving van het dorp Pöhla diverse mijnen actief met de ontginning van ijzer, koper, lood en zink. In de daaropvolgende zestiger jaren werd er door het Oost-Duits/Russisch SDAG (Sowjetisch-Deutsche Aktiengesellschaft) -Wismut consortium gedetailleerd geprospecteerd naar uraniumerts. Dat was niet toevallig: uit andere delen van het Ertsgebergte waren toen al aders van het zogenaamde “biconi” (bismut-kobalt-nikkel) type bekend en die werden door de SDAG-Wismut ijverig uitgebaat ter ondersteuning van de toenmalige Russische kernprogramma’s. De verwijzing naar Wismut in de naam van de firma was louter bedoeld om het Vrije Westen een rad voor de ogen te draaien: er werd inderdaad wel bismut gewonnen (naast o.a. ook kobalt, nikkel, wolfram, tin, cadmium, indium – om er maar enkele te noemen), maar die opbrengst verviel in het niets vergeleken met de enorme uraniumproductie. Over de hele levensduur van de SDAG (1947 tot 1990) werd meer dan 200.000 ton uranium gewonnen, en dat was voor de DDR ruim voldoende voor een vierde plaats op de toenmalige lijst van ’s werelds belangrijkste producenten (na de USA, Canada en de USSR). De volledige productie werd als aangerijkt concentraat naar de Sovjets verscheept. Het strategisch belang dat met dit alles gemoeid was maakte de SDAG oppermachtig: ze werd niet voor niets omschreven als “Staat im Staate”.
Het lot van Pöhla was snel beslist toen ook daar in de omgeving rijke uraniumreserves werden ontdekt: uranium werd er de onbetwiste hoofdactiviteit, waarvoor zelfs de ontginning van de nochtans rijke zilveraders moest wijken. Een toenmalige “Bergbauleiter” uit Pöhla, die ik later regelmatig als standhouder op de beurs van Sainte Marie ontmoette, vertelde mij niet zonder enig heimwee hoe hij een eigen huis bouwde met de opbrengst van het metallisch zilver dat hij toen uit de mijn had gesmokkeld.
Maar hoe zit dat nu met die bariet – hoor ik je nu stilaan wel denken. In het midden van de tachtiger jaren werd dat in de Pöhla mijn zelf – ook bekend als “Schacht 24” – ontdekt. Het ging hem hier om voorheen zelden geziene, uitermate euhedrische, hoogglanzende, honinggele kristallen tot 20 cm – sommige van edelsteenkwaliteit - op een matrix van fluoriet en (deels witte, deels hematoïde) kwarts. Dit was iets wat – in tegenstelling tot het uraniumerts - de DDR zelf ten gelde kon maken om de voor hen broodnodige maar tegelijk schaarse harde westerse deviezen binnen te halen. Vanaf het midden tot het einde van de tachtiger jaren zie je dit materiaal dan ook regelmatig en tegen hoge prijzen opduiken op de grote mineralenbeurzen. Het bergen in de mijn gebeurde onder streng toezicht: steeds volgens dezelfde Bergbauleiter was de hele barietzone zo goed als hermetisch afgegrendeld, zonder de minste kans voor een mijnwerker om zelf iets naar buiten te brengen. Maar tegen het einde van de jaren tachtig was de zone uitgeput en het feest over – en sindsdien is bariet van Pöhla enkel nog beschikbaar uit recyclage van oude verzamelingen.
Het specimen op de foto (135x115x65 mm) heb ik van Giuseppe Baldizzone in Sainte Marie 2018. De euhedrische, honinggele kristallen van het beiteltype halen individueel tot 4 cm – enkele zijn dubbel beëindigd. De matrix bestaat uit hematoïde kwarts op een ondergrond van deels groene, deels violette fluoriet. Het specimen kan beschouwd worden als een typische vertegenwoordiger van wat doorgaans onder “bariet uit Pöhla” wordt verstaan. De kristallen vertonen kleine onderlinge verschillen in hun opbouw, maar essentieel (zie figuur) zijn het combinaties van de kristalvormen {101} en {210} waaraan sporadisch ook nog eens de vormen {001} en {011} zijn toegevoegd.
Met dank aan Paul Tambuyser voor de VESTA kristaltekening en voor de kristallografische ondersteuning.
alfabetische index