Merkwaardige macro mineralen

een informatieve rubriek met handstukken uit de collectie van Raymond Dedeyne, door hemzelf becommentarieerd en door Theo Muller van foto’s voorzien  -  voor vragen of suggesties, email mmm@minerant.org
 

BORNIET

Dzhezkazgan, Karaganda regio, Kazakhstan

image
Foto 1: borniet


image
Foto 2: borniet na betekhtiniet


Image
Foto 2: borniet na betekhtiniet – detail


Er zijn zo van die mineralen die in de natuur veelvuldig voorkomen terwijl er maar met moeite goede kristallen van bekend zijn. Borniet - chemische formule Cu5FeS4 – is er zo eentje. Het is een belangrijk kopererts – ik heb er nog een massief specimen van ongeveer elf kilo uit Kipushi van liggen dat dienst doet als boekensteun - maar het aantal vindplaatsen waar er mooie kristallen van werden gevonden kun je op één hand tellen. Daartoe behoren Cornwall, Tirol, Zimbabwe en Butte, Montana, maar dat is al weer een heel end geleden: dergelijke specimens zijn momenteel zeer zeldzaam én bijgevolg ook zeer duur. Maar gelukkig zijn er ook nog de recentere specimens uit Dzhezkazgan in Kazakhstan die relatief vlot op de westerse markt verkrijgbaar kwamen vanaf de ineenstorting van de toenmalige USSR.

Er bestaat niet zoiets als een Dzhezkazgan Mijn: het is eerder een uitgestrekte regio in Centraal Kazakhstan die een van de grootste (volgens Russen: dé grootste) koperafzettingen ter wereld omvat – “Dzhezkazhan” betekent in het Kazakhs dan ook niets minder dan “koperen ketel”. Koper werd hier voor het eerst opgemerkt in de dertiende eeuw onder Genghis Khan. Sindsdien werd het sporadisch ontgonnen, maar een finale prospectie kwam er eerst nadat in 1908 de Engelsman Boll de ertsvelden herontdekte. Het kwam echter pas tot een commerciële exploitatie in 1920. Vanaf de dertiger jaren situeerde zich hier Kengir, een van Stalin’s beruchtste Gulag strafkampen, dat met name opgevoerd wordt in Solzhenitsyn’s “The Gulag Archipelago”. Hier stierven ooit mensen als vliegen, onder onmenselijke ontberingen op een barre, haast onbegroeide vlakte bij een nooit aflatende felle wind die continu stofwolken opjaagt en temperaturen die schommelen tussen een zomerse 43°C en een winterse -41°C. In mei 1954 brak er nog een opstand uit, waarbij de gevangen een eigen onafhankelijk regime uitriepen – die werd na 40 dagen echter met behulp van tanks en ten koste van honderden doden door de pas aangetreden Khrushchev bloedig neergeslagen.

Momenteel wordt de ontginning – zowel ondergronds als via dagbouw - gecontroleerd door KAZAKHMYS, een van ‘s werelds kopergiganten. Dzhezkazgan was in 1994 de zevende wereldproducent met een jaarproductie van 20 000 000 ton erts aan een koperconcentratie van ongeveer 0,8 procent. Daarnaast worden er ook nog zilver, goud, zink en lood gewonnen. Het wingebied strekt zich uit over een oppervlakte van ongeveer 10 bij 10 km en valt uiteen in diverse ertslichamen die tot enkele km lang kunnen zijn bij breedtes tot 100 meter en diktes tot 20 meter. De voornaamste ertsen zijn chalcopyriet, borniet en chalcosiet - die komen er in dezelfde volgorde, van boven naar onder, min of meer gezoneerd voor. Als curiosum manifesteert zich doorheen de afzetting ook nog eens een verhoogd rheniumgehalte.

Dzhezkazgan was als onderdeel van het Sovjet gebied lange tijd nagenoeg onbereikbaar voor verzamelaars. Bovendien situeerde zich daar in de buurt ook nog eens het stadje Baikonur: het eigenlijke ruimtelanceringsplatform lag wel 320 km zuidwestwaarts daarvan, maar dat was onderdeel van een bewuste misleidingscampagne met als doel het Westen op een dwaalspoor te zetten. Vanaf de val van de USSR in 1991 begon die situatie geleidelijk aan te verbeteren. Er begonnen mooie specimens op de markt te verschijnen: gedegen koper en zilver, cupriet, chalcosiet, djurleiet, betekhtiniet (zie verder), en nog veel meer. Maar daarbij vielen vooral de borniet kristallen op: scherp afgelijnd; complex gemodificeerd en variërend tussen pseudokubus, -octaëder en –dodecaëder (borniet is orthorombisch!); grijs tot metallisch blauw en bijwijlen iriserend; tot 5 cm groot en doorgaans op een matrix van kwartskristallen. Die aanvoer bereikte een piek rond het midden van de negentiger jaren, om daarna sterk terug te vallen: vanaf dan was de voorraad wel niet uitgeput maar toch duidelijk over zijn piek heen.

Het specimen van foto 1 (100 x 100 x 40 mm) kocht ik in 2010 op de beurs van Charleroi van Armand Stilmant zaliger – de helft van het onafscheidelijke duo Stilmant/Eloy dat toentertijd onze beurzen onveilig maakte. Het bestaat essentieel uit goed geïsoleerde, euhedrische, nagenoeg zwarte bornietkristallen met een zweem van irisatie, tot 1 cm groot met duidelijke pseudokuboctaëdrische inslag, samen met enkele calcietscalenoëdertjes en een verdwaald barietkristal op een bed van kwartsnaaldjes. Op de rugzijde zit ook nog een onbekende (koper?)mineralisatie. De calciet is zeer sterk rood fluorescerend onder een Convoy S2 LW/UV bron.

Het specimen van foto 2 (100 x 65 x 35 mm) is afkomstig van Minerant 2001 (het werd nog betaald in BF!). Ik kocht het toen als betekhtiniet: een voorheen vrij obscuur en uitermate zeldzaam mineraal dat met de opening van Dzhezkazgan naar het Westen plots beschikbaar kwam in relatief grote kristallen en aldus grote bekendheid verwierf. Het betreft een verzameling individuele donkergrijze tot zwarte, hier en daar licht blauwig iriserende groepjes van semi-parallel gebundelde langgerekte kristallen op kwartsmatrix, samen met wat rood fluorescerende calciet (Convoy S2 LW/UV bron). De kristalmorfologie klopte perfect met dat van het “herontdekte” betekhtiniet, en onder dat label resideerde het dan ook lange tijd in mijn verzameling. Totdat ik besloot het te laten analyseren – als onderdeel van een operatie waarbij de meest zeldzame mineraalsoorten uit mijn collectie aan een identity-check worden onderworpen. Het resultaat kwam aan als een complete verrassing: zowel SEM/EDS als Raman wezen de richting uit van … borniet! Betekhtiniet – chemische formule Pb2(Cu,Fe)22-24S15 – werd daarbij ontegensprekelijk uitgesloten, want er werd geen spoor van lood vastgesteld. Een literatuurstudie wees uit dat van Dhzezkazgan nogal wat pseudomorfosen na betekhtiniet bekend zijn: zowel chalcosiet als chalcopyriet als djurleiet komen daarvoor in aanmerking – in zoverre zelfs dat échte betekhtiniet nóg veel zeldzamer is dan origineel gedacht - maar een vervanging door borniet bleef totaal onvermeld. Dan maar het grof geschut ingezet, in casu XRD – en dat bevestigde onomstotelijk dat het hier wel degelijk om borniet ging! Enigszins tot mijn ontgoocheling, want daar gaat mijn zo lang gekoesterd betekhtiniet specimen – maar anderzijds komt er een misschien wel voor het eerst beschreven borniet na betekhtiniet pseudomorfose voor in de plaats!

En aan al wie denkt betekhtiniet in zijn/haar verzameling te hebben, tenminste afgaand op de kristalmorfologie: ik zou daar voorlopig nog geen grof geld op verwedden! Laat dat specimen bij een eerste gelegenheid misschien toch maar eens analyseren?
 
alfabetische index