Merkwaardige macro mineralen

een informatieve rubriek met handstukken uit de collectie van Raymond Dedeyne, door hemzelf becommentarieerd en door Theo Muller van foto’s voorzien  -  voor vragen of suggesties, email mmm@minerant.org
 

CALCIET

Kropfmühl Mijn, Passau District, Niederbayern, Duitsland





detailfoto


Ik lees of kijk zelden of nooit fictie: voor mij is de echte wereld – met inbegrip van die van de mineralen - zo al onvoorspelbaar en fantastisch genoeg. Zeg nu zelf: van alle vindplaatsen om hagelwitte calcietkristallen te vinden is een grafietmijn zo zwart als roet (wie herinnert zich het liedje over Moriaantje nog?) toch wel de minst waarschijnlijke? En is van alle regio’s om die mijn neer te poten de uiterste zuidoosthoek van Beieren – met loeiende alpenkoeien en jodelende boeren in lederhosen net achter het hoekje - evenmin de minst waarschijnlijke? En toch is dat de werkelijkheid!

De ondergrond in de regio Kropfmühl – op zowat 20 km ten noordoosten van Passau, in de zuidoostelijke tip van Duitsland, dichtbij het drielandenpunt met Tsjechië en Oostenrijk – is rijk aan grafiet. Reeds in de veertiende eeuw verzamelden lokale boeren het op hun velden en verkochten het als bijverdienste: toen werd het nagenoeg exclusief aangewend om vuurvaste smeltkroezen te vervaardigen die toepassing vonden in muntslagerijen, bij goud- en zilversmeden en … in de alchemie. Later werd het zelfs een belangrijke nevenverdienste voor de zogenaamde “grafietboeren”: ‘s winters – wanneer de landbouw sowieso toch op een laag pitje stond – namen ze werklieden in dienst om het op te delven. De eerste schachten werden gegraven en er kwamen onderlinge verbindingstunnels: zo waren er rond 1900 al 144 lokale groeven actief – de ene al primitiever dan de andere - die samen meerdere honderden mensen tewerkstelden. Het kwam tot een gedeeltelijke consolidatie waarbij boeren soms voor die tijd astronomische sommen voor hun gronden werden uitbetaald: grafiet was voor hen immers big business. In de eerste wereldoorlog was de regio nagenoeg de enige leverancier van grafiet voor smeltkroezen voor alle Centrale Mogendheden. Mede door het strategisch belang van het goedje kwam het in 1933 onder de Nazi’s tenslotte tot een volledige centralisatie van de elf toen nog resterende mijnen in het Graphitwerk Kropfmühl – dat een onderafdeling van IG Farben werd.

Graphitwerk Kropfmühl is sindsdien door de jaren heen tot op vandaag actief gebleven – met uitzondering van de periode 2005 tot 2012, toen het tijdelijk in de mottenballen werd gelegd wegens lage mondiale grafietprijzen. Sinds 2007 is het overgenomen door AMG, wat staat voor Advanced Metallurgical Group, een Nederlandse wereldspeler op gebied van allerlei geavanceerde materialen zoals grafiet, silicium en tantaal. Jaarlijks worden in Kropfmühl zowat 100 000 ton grafieterts bovengehaald, met een zuiverheid variërende van 10 tot 30 % - occasioneel wordt zelfs 50 % gehaald. Dat wordt geraffineerd tot een 99,9 % zuiver “Feinstgraphit”. Daarmee zijn ze een belangrijke speler op de Duitse en Europese markt: in 2005 noteerden ze er voor hun specifieke nichetoepassingen een marktaandeel van 70, respectievelijk 50 %. Sinds 1983 biedt de mijn bezoekersfaciliteiten aan – inclusief een ondergrondse rondleiding op een diepte van 45 meter.

Grafiet komt in Kropfmühl voor in aders en lenzen die individueel tot enkele meters dik en enkele honderden meters lang kunnen zijn. Die strekken zich uit tot een diepte van meer dan 300 meter – de uitbating speelt zich momenteel af rond de 200 à 250 meter. De huidige reserve wordt op nog minstens 25 jaar geschat.

Wat (verzamelwaardige) mineralen betreft is de situatie in Kropfmühl eerder bedroevend. MinDat vermeldt wel 60 erkende soorten (status januari 2021) maar die zijn hoogstens interessant voor de echte hardline micromounters. Zelfs grafiet is er een moeilijke zaak: afzonderlijke kristalletjes halen met moeite één millimeter. En toch is er een opmerkenswaardige uitzondering: een éénmalige calcietvondst uit 1974. Toen stootten mijnwerkers op een diepte van 110 – 120 meter op drie dicht opeen gelegen grote holle ruimtes – de grootste die er ooit gevonden werden – met een diameter van 3 tot 4 meter elk. De wanden daarvan waren volledig bekleed met melkwitte skalenoëdrische calcietkristallen van gemiddeld 10 tot 15 mm tot maximaal 30 mm individueel. De holtes werden zeer zorgvuldig leeggehaald: dat leverde tussen de 200 en 300 specimens op, de meeste ter grootte van een handpalm met enkele uitschieters tot 1 meter doormeter. Daarna werden de (lege) holtes afgesloten met een hekwerk teneinde ze als getuige voor de toekomst te bewaren. Nadien werden in Kropfmühl nooit nog dergelijke vondsten gedaan.

Het specimen van de foto’s is er een uit die wonderbaarlijke oogst. Met zijn meer dan respectabele 270 x 220 x 75 mm moet het toentertijd wel een van de grootste geweest zijn. Het is samengesteld uit een ononderbroken aaneenschakeling van clusters van het egel-type die gevormd worden door letterlijk honderden melkwitte, naaldscherpe calcietkristallen tot 25 mm individueel. Op de kop (volgens de c-as) bekeken laten die duidelijk het ditrigonale scalenoëderbeeld zien – hier en daar is een vage romboëdrische terminatie te bespeuren. Teneinde absoluut zeker te stellen dat het hier wel degelijk om calciet gaat werd het specimen onderworpen aan zowel de test met verdund zuur (bruist fel op, wat op calciet of aragoniet wijst) als aan de Meigen test (witte poederkleur na opkoken met kobaltchloride oplossing en wassen - wat eenduidig calciet aantoont). Het is absoluut ongeschonden en de matrix is voldoende stevig om de grote plaat voldoende stabiliteit te geven zodat die zonder schrik voor afbreken kan gemanipuleerd worden. Hoed af voor de mijnwerkers die dergelijk ultragevoelig materiaal op dergelijke onberispelijke manier hebben geborgen! Het is afkomstig - via Rik Dillen - uit de liquidatie van de collectie van Manfred Fabig, die het zelf kocht van ene Manfred Huth in november 1987. Het is niet onmogelijk dat Fabig toen meerdere exemplaren van deze calcietvondst heeft verworven, waarbij het hier besproken exemplaar als pièce de résistance in zijn eigen collectie terechtkwam om de rest verder onder verzamelaars te verdelen: ik weet van minstens nog één handgroot exemplaar van goede kwaliteit van Fabig origine (in de collectie van Johan Maertens). Voor wie ooit nog Duitse calciet van Fabig mocht gekocht hebben: kijk je verzameling volledigheidshalve toch nog maar eens na. Misschien zit ook daar nog wel een specimen uit deze vergeten historische vondst bij?
 
alfabetische index