Merkwaardige macro mineralen
een informatieve rubriek met handstukken uit de collectie van Raymond Dedeyne,
door hemzelf becommentarieerd en door Theo Muller van foto’s voorzien - voor vragen of suggesties, email
mmm@minerant.org
CHAROIET
Murunskii Massief, samenvloeiing Chara en Tokko, Aldan Shield, Sakha Republic (Yakutia), Rusland
Het zal wel niet zo vaak voorkomen dat je een specimen in je verzameling haalt vanwege zijn matrix, maar hier is zo’n voorbeeld: charoiet als matrix voor aegirien (en nog een heleboel andere mineralen).
Charoiet is een behoorlijk zeldzaam mineraal: het komt slechts op één plaats voor – in het Murunskii massief, aan de samenvloeiing van de rivieren Chara en Tokko, héél diep in Siberië. MinDat vermeldt nog een tweede vindplaats: Kalpakkam in Tamil Nadu, India – maar dat lijkt op zijn minst speculatief. De oorsprong van de naam is onduidelijk: volgens de ene bron is die afgeleid van het Russische “chary” (betovering, magie), volgens een andere dan weer van de rivier Chara (waarbij dan de vraag rijst hoe díe dan wel aan zijn naam komt?). Ook de chemische formule oogt niet alledaags:
(K, Sr, Ba, Mn)
15-16(Ca, Na)
32[(Si
70(O,OH)
180)](OH, F)
4.nH
2O
Het is een inosilicaat (met de SiO4-tetraëders tot kettingen aaneen geregen) en het kristalliseert in het monoklien stelsel tot ultradunne lange draden die zich verenigen tot vezelachtige, compacte massa’s. Het werd voor het eerst gerapporteerd in 1949 maar toen werd het verkeerdelijk gedetermineerd als een lila variëteit van cummingtoniet – reden waarom het pas in 1978 beschreven werd als een volwaardig nieuw mineraal. Vanaf 1962 werd de afzetting massaal ontgonnen en sindsdien wordt het sterk geapprecieerd in lapidaire milieus: het heeft een lila tot diep-violette kleur en wanneer het gepolijst is vertoont het een sterk kattenoog-effect (de zgn. chatoyantie) – en dat zijn nu net de eigenschappen die het zo gewild maken. Het wordt verwerkt tot cabochons, parels, ornamenten, vazen, … en zelfs tot wandtegels, zoals ooit in het Aeroflot kantoor in Parijs (dat moet spuuglelijk geweest zijn: teveel is teveel?). Ooit werd het zelfs door de Sovjets gebruikt om staatsschuld mee af te lossen.
Het specimen op de foto kocht ik op de Gentse Nautilusbeurs in 2002: een respectabel solied blok van 220 op 185 op 70 mm, goed voor een flinke vier kilo. Strikt technisch gezien gaat het hem hier om charoitiet: een gesteente met een behoorlijk aandeel aan charoiet met nog andere mineralen daaronder gemengd. Met het blote oog vallen er daarvan onmiddellijk al twee op: de groenzwarte radiaalstralige rozetten van aegirien (een pyroxeen) en de bruingele langgerekte kristallen van tinaksiet (een titaanhoudend inosilicaat). Daarnaast zitten er op het specimen nog minstens drie andere mineralen: het is plaatselijk licht radioactief – wat kan wijzen op de aanwezigheid van een of meerdere thoriummineralen (zoals steacyiet en ekaniet, zelf frequente begeleiders van charoiet); en onder een Convoy S2-bron (365 nm) krijg je duidelijk twee verschillende fluorescentiekleuren: robijnrood en witachtig groen.
Charoiet wordt praktisch uitsluitend als halfedelsteen aangewend: de prijs is dan ook navenant en daarbij geldt dat hoe groter het specimen, des te hoger de prijs per gewichtseenheid. Op beurzen wordt het dikwijls natgemaakt met of ondergedompeld in water, wat zijn kleur beter doet uitkomen.
alfabetische index