Merkwaardige macro mineralen
een informatieve rubriek met handstukken uit de collectie van Raymond Dedeyne,
door hemzelf becommentarieerd en door Theo Muller van foto’s voorzien - voor vragen of suggesties, email
mmm@minerant.org
Fluorapatiet
Slyudyanka, Lake Baikal Area, Irkutsk Oblast, Rusland
Foto 1
Foto 2
Rusland is nu niet bepaald arm aan fluorapatiet: denk maar aan de verschillende vindplaatsen op het Kola schiereiland, Chupa in Karelië, Dodo en Puiva in de Oeral - om er maar enkele te noemen. Maar de meest iconische is wel Slyudyanka, aan de uiterste zuidwestpunt van het Baikal meer, in Zuid Siberië op zo’n 200 km van de Russisch-Mongoolse grens. Het Baikal meer is de onbetwiste wereldrecordhouder op verschillende fronten: grootste zoetwatermeer (in volume gemeten – het bevat meer dan 20% van alle oppervlaktezoetwater, meer dan de gecombineerde Amerikaanse Great Lakes), het diepste (1642 meter) en het oudste (25 – 30 miljoen jaar). Met een oppervlakte van 32 000 km
2 is het net iets groter dan België.
Het verhaal van Slyudyanka begint toen in het laatste gedeelte van de achttiende eeuw verhalen gaan circuleren over grote keien lapis lazuli die zouden gevonden zijn op de bodem van een rivier die uitmondt in het Baikal meer, zo’n 100 km bezuiden Irkutsk. Lazuriet was toen een zeer gegeerde edelsteen en Catherina de Grote stuurt in 1785 dan ook een expeditie uit onder leiding van de Finse wetenschapper/ontdekkingsreiziger Erik Laxmann om een en ander ter plaatse te verifiëren - een belangrijke stap in de exploratie en de kolonisatie van Siberië dat toen nog grotendeels onbekend was. Er wordt inderdaad lapis lazuli gevonden, maar door de moeilijke werkomstandigheden wordt dat pas vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw ontgonnen op min of meer georganiseerde wijze. Maar Laxmann ontdekt er ook nog rijke afzettingen van phlogopiet. Die worden eerst slechts op beperkte schaal in dagbouw ontgonnen. De kwaliteit is uitstekend met een hoog gehalte aan goed splijtbaar materiaal dat wordt toegepast voor o.a. vensters en straatlantaarns. Maar vanaf 1925 wordt het ernst met de exploitatie van de regio – de piek wordt bereikt tegen het einde van de zestiger jaren. Het stadje Slyudyanka (letterlijk: “mica bevattend”) is dan een belangrijk station op de Trans Siberische spoorlijn geworden waar zowat 20 000 inwoners afhankelijk zijn van de phlogopiet industrie. In 1970 zijn er, verspreid over een areaal van 5 bij 1 km, nog twee dagbouwwinningen en drie ondergrondse mijnen actief – ze worden door de staat uitgebaat en samen stellen ze zowat 750 mensen rechtstreeks tewerk. Daarnaast worden privé ook nog eens aders in verlaten groeven geëxploiteerd, waarbij de productie integraal aan de staat wordt doorverkocht. Na concentratie wordt de mica verstuurd naar Irkutsk voor verdere verwerking – een groot gedeelte is “prime splitting grade”. Phlogopite - een magnesiumglimmer met formule KMg
3(AlSi
3O
10)(OH)
2 – en muscoviet – formule KAl
2(AlSi
3O
10)(OH)
2 – zijn zowat de enige glimmers met een ruime industriële toepassing. Ze zijn zeer splijtbaar in dunne blaadjes, chemisch inert, goed hittebestendig, goed elektrisch isolerend en slecht warmtegeleidend: allemaal aantrekkelijke eigenschappen waardoor ze diverse toepassingen vinden zoals bijvoorbeeld additieven voor plastics in de wagenbouw, industriële coatings, isolerende elektronische boards, bouwmaterialen, vervanging van asbest in remschoenen en koppelingsplaten en nog veel meer. Dan volgt tenslotte het onvermijdelijke verval en midden de zeventiger jaren is alle exploitatie voorgoed stopgezet. Momenteel ligt alle mijnactiviteit er stil, maar er zou nog volop kunnen verzameld worden.
Het gebied rond Slyudyanka omvat vier types afzettingen: buiten de hierboven reeds aangehaalde phlogopiet- en lazurietvindplaatsen zijn er ook nog de Pereval-marmergroeve met zijn eigenaardige blauwe calciet – ontdekt in 1948 en gebruikt als grondstof voor een cementfabriek – en talrijke grotere en kleinere pegmatietaders met veel zeldzame mineralenspecies. Begin 2022 waren er in totaal 71 verschillende soorten ontdekt, waarvan er niet minder dan 19 met type locality status. Een systematische mineralogische studie werd opgestart in de zeventiger jaren maar is heden ten dage nog niet afgewerkt: hier is het laatste woord qua speciesrijkdom duidelijk nog niet gezegd. Phlogopiet komt er gelaagd voor. De kleur is meestal zwart, soms geel tot lichtbruin. Er zijn kristallen bekend tot 2 meter, met een opvallende pseudo-hexagonale kristalstructuur (phlogopiet “an sich” is monoklien maar de hoek tussen de c- en de a-assen komt bedrieglijk dicht in de buurt van 90°).
Maar het belangrijkste mineraal vanuit het standpunt van de verzamelaar is hier wel - en nu pas komen we bij het titelmateriaal van deze MMM – de begeleidende fluorapatiet. Die komt wijd verspreid over de hele locatie voor, maar nooit in voldoende hoeveelheid om een economische ontginning te verrechtvaardigen: gedurende de ganse periode van bijna twee eeuwen phlogopietontginning is hier dan ook nooit van enige fluorapatietwinning sprake geweest. Het komt hier voor in aders of in nesten, in een carbonaatgesteente met een kleur die varieert van wit over geel over oranje naar roze. De kristallen zijn uitermate euhedrisch en meestal samengesteld uit een hexagonaal prisma dat aan weerszijden beëindigd is met een hexagonale piramide (zie figuur) of (slechts occasioneel) met een pinacoid. Ze kunnen afmetingen bereiken tot anderhalve meter en het gewicht kan oplopen tot 250 kg. De ribben zijn vaak lichtjes afgerond. De kristallen zitten meestal gebroken in de matrix: uitprepareren is daarom steeds een hachelijke onderneming. De natuurlijke breuken zijn in latere vormingsfasen dichtgegroeid met calciet.
De kleur is variabel, maar varieert meestal tussen blauwgroen en midden- tot diepblauw – occasioneel werden ook witte, geelgroene, lichtroze, roodbruine en donkerviolette kristallen gevonden. Uitzonderlijk komt edelsteenkwaliteit voor. Ook dichroïsme werd vastgesteld: onder gepolariseerd licht slaat de kleur om van licht- naar donkerblauw, afhankelijk of langs de optische as of loodrecht daarop wordt gekeken.
De geologie van Slyudyanka vertoont opvallend veel gelijkenis met die van de fluorapatiet voorkomens in het gebied rond het Canadese Bancroft. Morfologie en kleur van zowel de fluorapatiet kristallen als de matrix vertonen dan ook opvallend veel gelijkenis, in die mate zelfs dat ze nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn.
Het specimen van foto 1 (105 x 70 x 70 mm) heb ik van Georges Claeys op de beurs van Luik in 1999. Verschillende glanzende, groenblauwe fluorapatietkristallen met een lengte tot 8 cm bij een doormeter tot 3 cm liggen verdeeld over een matrix van oranje calciet die zo typisch is voor Slyudyanka. De hexagonale prisma’s waarvan er enkele beëindigd zijn met een hexagonale piramide zijn uitermate euhedrisch. Daarnaast bemerk je ook nog een groepje van zwarte pseudohexagonale phlogopietkristallen van 3 cm zijde, dat opgebouwd is uit parallelle, licht gebogen, dunne lamellen. Dit specimen laat dus duidelijk de twee wel veruit belangrijkste mineralen van deze vindplaats zien, en dat maakt het niet alleen typisch maar ook nog eens relatief zeldzaam: phlogopietspecimens van Skyudyanka komen in Westerse verzamelingen maar weinig voor, want het was de verzamelaars haast altijd om de fluorapatiet te doen. De matrix vertoont een dieprode fluorescentie onder een UV/SW bron.
Het specimen van foto 2 (95 x 50 x 55 mm) is afkomstig van de beurs van Charleroi in 2008 – ik vermijd opzettelijk de naam van de nochtans bekende verkoper vrij te geven vanwege te gênant voor hem: hij bood het aan als zijnde afkomstig van Dalnegorsk (sic) in de Russische Oeral (nogmaals sic) of hoe je voor de herkomst van één mineraal geheel naar eigen inzicht kunt kiezen tussen Oost, West of Midden Siberië. Een licht groenig, dubbel beëindigd kristal met een doorsnede van tweeënhalve cm bij een lengte van 8 cm rust op een matrix van beige tot lichtroze kalksteen. Het vertoont verschillende inwendige breuken die met diezelfde kalksteen zijn dichtgegroeid. Ook hier vertoont de matrix onder een UV/SW bron een dieprode fluorescentie.
Voor wie mocht overwegen om een bezoekje te brengen aan Slyudyanka: in 1990 werd er het Zhigalov museum annex hotelletje geopend, het eerste Russische privé museum voor mineralen. Het is genaamd naar Valery Zhigalov, een voormalige journalist van een lokale krant (zoiets als de “Slyudyanka Gazet”?) die vanaf 1975 persoonlijk een indrukwekkende verzameling van mineralen uit de streek opbouwde. Begin 2022 werd er op Internet nog volop rond de faciliteiten geadverteerd – zij het in een bijna aandoenlijk eenvoudig Engels: zie
http://www.baikalgem.ru/static/museum_eng.html. Zinsneden zoals “around the place there are beautiful nature and unique layer of mice”, “a huge layer of mice on a south of the Baikal” en “(the Russian czar) signed the law to develope this aria (!) and transfer all mice founded (!) to St Petersburg” doen je eerst misschien wel even de wenkbrauwen fronsen tot je na enkele hernieuwde lezingen beseft dat hier eigenlijk “mica” bedoeld wordt door een auteur die geenszins met een muizenobsessie behept is. Zeg nu zelf: wie voelt zich geroepen om een laag muizen te gaan bewonderen in Zuid Siberië en wat zou de tsaar aangevangen hebben met al die knaagdieren?
Met dank aan Paul Tambuyser voor de VESTA kristaltekening
alfabetische index