Merkwaardige macro mineralen

een informatieve rubriek met handstukken uit de collectie van Raymond Dedeyne, door hemzelf becommentarieerd en door Theo Muller van foto’s voorzien  -  voor vragen of suggesties, email mmm@minerant.org
 

Grossulaar/Andradiet

Kayes, Mali


Er zijn zo van die mineralen waarmee je zo vertrouwd bent dat je onbewust aanneemt dat ze er altijd al wel geweest zijn, terwijl ze in werkelijkheid toch nog maar sinds vrij recent op de markt zijn. Granaat van Mali is er zo eentje (foto 1): grote en goedgevormde kristallen, aanwezig in de meeste verzamelingen, op beurzen ruimschoots voorradig en doorgaans niet duur – en toch zijn ze pas rond 1992 ten tonele verschenen.


Foto 1: RCD 3240, rombendodecaëdrisch grossulaar/andradiet kristal van Kayes, Mali – 70x70x65mm


Mali – hoofdstad Bamako (“de plaats van de krokodillen”, op de Niger - vandaar de naam) is een weinig bekend land in Afrika dat hier maar sporadisch in het nieuws komt, meestal als de politieke situatie er weer eens al te roerig wordt. Qua oppervlakte bezet het nochtans de achtste plaats op de lijst van Afrikaanse landen: met zijn 1 240 000 km2 is het groter dan Engeland, Frankrijk en Duitsland samen.

In juli 1994 werd in de kranten van Bamako de ontdekking gemeld van smaragden in de Région Kayes, in het westen van het land – als vindplaats werden de Sandaré- en de Soroma Mine opgegeven. Enkele monsters daarvan vonden hun weg naar Idar-Oberstein waar gedetailleerde analyse al snel aantoonde dat het om geelgroene granaat ging, meer bepaald grossulaar met een niet te verwaarlozen andradiet-gehalte. Verder bleek ook dat de ruwe stenen afkomstig waren uit de kern van vrij grote, bruine tot zwarte kristallen: met hamers werden die verkleind tot de grootte van erwten, waarna de fragmenten met de juiste kleur werden geselecteerd. Ter plaatse ontstond meteen een ware rush van mijnwerkers naar de vindplaatsen – in die mate zelfs dat op de lijn Dakar - Bamako tijdelijk extra treinwagons dienden ingelegd te worden tot Kayes, de grootste stad in de gelijknamige Région, dichtbij de Senegalese grens (fig 1). Van daar was het nog zo’n 170 km oostwaarts rijden op een min of meer behoorlijke weg tot Sandaré, van waaruit een zandpiste vertrekt naar Bendougou en Diako, in het hart van het vindgebied – een “appallingly bad track” volgens Rock Currier en Demetrius Pohl die de streek zelf bereisden in 2005. De eerste intacte granaatkristallen werden naar de VS gebracht door Bill Dameron, VS ambassadeur in Mali van 1993


Figuur 1: kaart van de Région Kayes, Mali bron: Mineralogical Record, 42 (2011), p 232


tot 1994 en zelf fervent mineralenverzamelaar. Er werden al snel nieuwe vindplaatsen ontdekt en oudere werden even gauw terug gesloten. Op een mum van tijd hadden zo’n 3000 “fouilleurs” meer dan 15 ton ruwe kristallen bijeen verzameld en die lagen nu te wachten in Bamako om verkleind te worden tot slijpwaardig materiaal. De markt stortte in en de meeste mijnwerkers verdwenen even snel als ze gekomen waren, naar andere werkgebieden: in Mali zijn nogal wat goudmijnen waarvan de exploitatie gedicteerd wordt door de geldende marktprijs van het edele metaal. De productie van slijpwaardige fragmenten was een uitermate arbeidsintensieve en verkwistende activiteit: van een partij van 500 grote kristallen of zowat 200 kg bleven er slechts 160 g nodulen over, waarvan er 60 g slijpwaardig bevonden werden. Die leverden uiteindelijk 150ct of 30 g geslepen stenen op: een totaalrendement van 0,015%.

Al snel bleek dat de granaatkristallen in de regio Kayes allesbehalve zeldzaam waren, maar paradoxaal genoeg bleek het moeilijk om behoorlijke, ongeschonden, “verzamelwaardige” specimens op de kop te tikken. De granaat kwam dikwijls voor als massieve aders, die slechts occasioneel goede geoden bevatten. Het transport naar de lokale centra Bendougou en Diako, en van daaruit naar Bamako was evenmin bevorderlijk voor de kwaliteit: dat gebeurde in 50 kg jutezakken, zonder enige individuele verpakking, over de lokale Afrikaanse “wegen”, wat volgens Currier ongeveer kon gelijk gesteld worden aan een behandeling in een kogelmolen. Tenslotte sneuvelden de meeste kristallen van enige omvang uiteindelijk onder de slopershamer, op zoek naar slijpwaardige fragmenten.

Op korte tijd werden heel wat vindplaatsen ontdekt – de ene al langlevender dan de andere: die varieerden van ondiepe sleuven van minder dan een meter tot diepe schachten met diameters van maximaal een meter, met in de verticale wanden de nodige hand- en voetsteunen uitgehakt: goed om onze arbeidsinspecteurs ter plaatse een driedubbele hartaanval te bezorgen. De talloze vindplaatsen leidden ook tot een ongeziene wildgroei wat vindplaatsdata betreft: het kaartje van fig. 2 laat er daarvan enkele zien (status 2011!), maar in werkelijkheid zijn het er nog veel meer. De schets kan tot op zeker hoogte nuttig zijn om je eigen vindplaatsgegevens te verifiëren, maar hou daarbij rekening dat de nauwkeurigheid van dergelijke data hier niet erg groot is: van het gros van de specimens is de exacte herkomst verloren gegaan en moet je het stellen met de naam van een “cercle” (zoals Bafoulabé of Nioro du Sahel) of een van de centra waar de vondsten gecentraliseerd werden voor transport naar Bamako (zoals Sandaré, Bendougou, Diako).


Figuur 2: kaart van het Sandaré/Diako district, Mali bron: Mineralogical Record 42 (2011), p233


Het kan daarbij nuttig zijn om enig idee te hebben omtrent hoe Mali staatkundig is ingedeeld: in eerste rang heb je de “régions”, momenteel 19 in totaal (plus het Capital District Bamako), vergelijkbaar met onze provincies – Kayes is er daar een van. In tweede rang volgen de “cercles”, 159 in totaal en vergelijkbaar met onze arrondissementen. Tenslotte volgen 815 “communes” of gemeenten – dit aantal mag weinig lijken voor een dergelijk groot land, maar hou er rekening mee dat de uitgestrekte woestijnen in het noorden en het oosten nagenoeg onbewoond zijn. Enkel afgaande op het uitzicht is het uitermate moeilijk, zo niet onmogelijk om Mali granaatspecimens te correleren met een gedetailleerde vindplaats. Ikzelf hou het in mijn verzameling doorgaans simpelweg op “Kayes, Mali” – alle verdere beschikbare details beschouw ik als eerder speculatief. In het verleden werden occasioneel ook specimens op de markt gebracht die van Sadiola zouden afkomstig zijn, wat volledig foutief is: dat is een goudmijn, weliswaar ook in de Région Kayes, maar in de buurt van de Senegalese grens, op 200 km van de granaatvindplaatsen. Strikt gezien werden de granaatkristallen van Kayes al beschreven in 1914, maar dat ging ongemerkt voorbij – echte interesse ontstond pas toen bleek dat hieruit materiaal van slijpkwaliteit kon worden gewonnen. Oppervlakkig varieert de kleur meestal van donkergroen over donkerbruin naar zwart maar inwendig kunnen ze sterk gezoneerd zijn, zowel wat samenstelling als kleur betreft. De meest frequente kristalhabitus is de rombendodecaëder {110}, maar ook de trapezoëder {211} komt voor – vooral dan in combinatie met {110} (fig. 3). De afmetingen van individuele kristallen variëren van 1 tot 20 (en zelfs meer) cm.


Figuur 3: kristalvormen van Malinese granaat (VESTA kristaltekening)
links {110}, midden {211}, rechts combinatie {110} en {211}


Wat de samenstelling betreft kunnen ze beschreven worden als een combinatie van grossulaar met andradiet. Van deze twee granaten is bekend dat ze, samen met uvaroviet, binnen brede grenzen met elkaar vaste oplossingen kunnen vormen (de zogenaamde ugrandiet-reeks, van Uvaroviet,GRossulaar, ANDradiet). Aangezien bij Mali-granaten de chroomcomponent nagenoeg volledig ontbreekt kunnen ze gemakshalve kortweg bestempeld worden als “grandieten”. Volledigheidshalve: hetzelfde geldt voor de combinatie PYroop-ALmandien-SPessartien – de zogenaamde pyralspiet-reeks en in 2016 werd zelfs beschreven hoe die onderlinge combinaties kunnen uitgebreid worden tot de volledige groep pyroop-almandien-spessartien-grossulaar-andradiet-uvaroviet (Geiger, American Mineralogist 101(2016), 1735-1749). In Gems & Gemology 31,3 (1995), 152-167 wordt de samenstelling gegeven van acht monsters Mali-granaat. Voor zes daarvan schommelt die rond Gr80And18Py2 en voor de twee andere kan die grofweg als Gr33And65Py2 beschreven worden. Dit leidt tot de conclusie dat er in de regio Kayes technisch gezien zowel grossulaar als andradiet voorkomt.

De vijf specimens uit mijn eigen verzameling werden via het MKA externe analyseprogramma met XRF geanalyseerd: de resultaten zijn samengevat in tabel 1. Die werden via een Excelprogramma omgerekend naar de benaderende grossulaar/andradiet samenstelling (met dank aan Ludo Van Goethem), waarbij het gering spessartien aandeel (de Mn-component) gemakshalve verwaarloosd werd.

De eerste twee resultaten slaan op verschillende monsters uit eenzelfde specimen: rekening houdend met de analysenauwkeurigheid zijn die zo goed als identiek, wat wijst op een geringe zonering (tenminste bij dit specimen). Al met al liggen hier dus vijf specimens voor: drie daarvan (#1670, #3703, #2848)) kunnen duidelijk als grossulaar gelabeld worden maar de twee andere (#2895, #3240) situeren zich qua samenstelling eerder in de buurt van een 50/50 grossulaar/andradiet verhouding en worden dan ook beter als dusdanig (grossulaar/andradiet) geïdentificeerd. Opmerkenswaardig is wel dat ik enkel #1670 als grossulaar aankocht – de vier andere werden aangeboden als almandien, wat duidelijk bewijst dat “op zicht” determinatie hier volledig onbetrouwbaar is: enkel analyse kan uitsluitsel brengen.


Tabel 1: XRF analyseresultaten van Mali-granaten uit de collectie R Dedeyne


Foto 1 (RCD 3240, 70x70x65 mm) illustreert een specimen dat ik kocht van een Malinees (?) op de beurs van Sainte-Marie in 2017: een euhedrisch bruinzwart kristal van 7cm doormeter met een (ongeveer) 50/50 grossulaar/andradiet samenstelling. Kristallografisch is dit een nagenoeg zuivere rombendodecaëder. Het oppervlak is vrij sterk gecorrodeerd – een euvel dat nagenoeg onvermijdelijk is bij grotere kristallen, die vaak per gewicht verkocht worden.

Het specimen van foto 2 (RCD 1670, 100x85x60 mm) is afkomstig van de beurs in Bogny-sur-Meuse in 2007: een groep bruinrode grossulaarkristallen tot maximaal 4 cm individueel op matrix. Hier ligt een sterke zonering voor: de bruinrode mantel is slechts enkele mm dik om dan abrupt over te gaan naar een kern met een duidelijk zeer verschillende geelgroene kleur (niet zichtbaar op de foto). Hier overweegt de {110} rombendodecaëder, maar aan de randen van de kristalvlakken zijn duidelijk ook {211} vlakjes te zien.

Foto 3 (85x45x35 mm) is mijn recentste aanwinst, van de Waalse verzamelaar Gérard Philippe op de beurs van Bernissart 2023: scherpe euhedrische roodbruine kristallen tot 15 mm op een matrix van clinochloor (een mineraal dat voor Kayes vrij nieuw is – zie verder). Hier is enkel de rombendodecaëdrische habitus aanwezig. De enigszins aparte kleur deed vermoeden dat dit een andradietspecimen was, maar na analyse moest dat gewijzigd worden naar grossulaar.

Het exemplaar van foto 4 (RCD 2848, 75x50x85 mm) is afkomstig uit de verzameling van Karel Bal (de man die als geen ander de beste specimens uit een gegeven lot kon kiezen!) in 2015: een nagenoeg onbeschadigde groep goedgevormde grossulaarkristallen met een zwartbruin uiterlijk. Kristallografisch ligt hier duidelijk een mengvorm van {110} en {211} voor, die elk nagenoeg even sterk ontwikkeld zijn.

Foto 5 (RCD 2895, 50x40x40 mm) illustreert twee parallel vergroeide kristallen (dit is géén tweeling!) die ik in 2015 kocht van Theo Muller, met samenstelling (ongeveer) 50/50 grossulaar/andradiet. Het oppervlak is glanzend donkerbruin tot zwart – terug een bijzonder gaaf specimen voor deze locatie.


Foto 2: RCD 1670, groep grossulaarkristallen van Kayes, Mali – 100x85x60 mm



Foto 3: RCD 3703, grossulaar op clinochloor van Kayes, Mali – 85x45x35 mm



Foto 4: RCD 2848, grossulaar van Kayes, Mali – 75x50x85 mm



Foto 5: RCD2895, grossulaar/andradiet van Kayes, Mali – 50x40x40 mm


Granaten zijn niet de enige interessante mineralen in de Région Kayes. Epidoot komt er ook veelvuldig voor als donkergroene tot zwarte prismatische kristallen, occasioneel met beitel beëindiging, tot 30 cm lang. Het komt dikwijls voor in associatie met granaten. De floater specimens van foto 6 kocht ik op de beurs van Brussel in 2006 van ene Bineou Fissourou aan 100 Euro … per kilo! Op sommige komen sferische prehnietkristalgroepjes voor.

Prehniet is hier een andere quasi vaste granaatbegeleider. Het komt voor als geelgroene tot groene en zelfs bleek-turquoise, quasi perfect uitgegroeide sferische kristalaggregaten. Het is zo frequent dat het – nadat de granaatmarkt lokaal instortte – zich ontwikkelde tot het belangrijkste economische mineraal in de regio. Het is voornamelijk bestemd voor de markten in Thailand en China, waar het wordt verwerkt tot kralen en uitgesneden beeldjes (die occasioneel zelfs als jade aan de argeloze man worden gebracht!). Het specimen van foto 7 kocht ik op de beurs van Charleroi in 2005: een typische cluster van sferische aggregaaten op epidoot matrix.

Ook stilbiet wordt er gevonden: de eerste specimens maakten hun entrée in 2012 maar in 2014 waren ze al volop voorhanden. Het komt voor als gele tot oranje aggregaten van zowel sferisch uitgebouwde groepjes als typisch ingesnoerde bundeltjes (ook bekend als de “strikjes” of “bowtie” habitus. ). Occasioneel wordt het ook wel eens aangeboden als het veel zeldzamere (maar op zicht niet te onderscheiden) stelleriet maar dat heb ik nog niet door analyseresultaten bevestigd gezien. Het specimen van foto 8 heb ik van ene Mahamadou Fissourou (alweer - dat moet ter plaatse blijkbaar een veel voorkomende naam zijn) op de beurs van Sainte-Marie 2015. Dat van foto 9 is afkomstig van Laurent Godefroy – een Fransman met goede contacten in de voormalige kolonie - op diezelfde beurs in 2018. In het laatste geval waren de opgegeven vindplaatdata iets meer gedetailleerd: Bendougou, nabij Diako in de cercle Bafoulabé – for what it’s worth. Beide specimens bevatten ook weer het voor Kayes obligate epidoot – op foto 9 is ook nog een begeleidend sferisch prehnietaggregaat te zien.

Foto 9 tenslotte illustreert de recentse Malinese introductie: goedgevormde rozetjes van pseudohexagonale clinochloor blaadjes (het mineraal is monoklien!) – van dezelfde leverancier als het specimen van foto 8, met dezelfde vindplaatsdata.


Foto 6: epidoot van Kayes, Mali – specimens gemiddeld 70x35x30 mm elk



Foto 7: prehniet van Kayes, Mali op epidoot 75x50x40 mm



Foto 8: stilbiet van Kayes, Mali 115x85x50 mm



Foto 9: stilbiet met prehniet en epidoot, Kayes, Mali 115x85x50 mm



Foto 10: clinochloor van Kayes, Mali gemiddeld 40x30x30 mm elk


Tenslotte nog dit voor verzamelaars die nog geen Mali granaat in hun verzameling mochten hebben: ze zijn niet al te moeilijk te vinden en ze zijn evenmin duur: met uitzondering van het specimen van foto 3 kostten ze alle tussen 20 en 35 Euro per stuk. Het vergt evenwel tijd, geduld en wat ervaring om binnen het ruime aanbod kwalitatief aanvaardbare specimens te vinden.

Met dank aan Wendell Wilson voor de toelating tot reproduceren van de figuren 1 en 2 uit Mineralogical Record 42 (2011), 3, pp 231-250; aan Paul Tambuyser voor de VESTA kristaltekening van figuur 3 en aan Ludo Van Goethem voor het omrekenen van de XRF analyseresultaten naar de corresponderende granaatsamenstellingen.

 
alfabetische index