Merkwaardige macro mineralen
een informatieve rubriek met handstukken uit de collectie van Raymond Dedeyne,
door hemzelf becommentarieerd en door Theo Muller van foto’s voorzien - voor vragen of suggesties, email
mmm@minerant.org
Sainte-Marie-aux-Mines 2022: een (tevreden) terugblik
Na drie lange jaren – om redenen ons ondertussen goed genoeg bekend - van quasi geheelonthouding (tenminste wat het bezoeken van mineralenbeurzen betreft) wil een mens wel eens wat anders. De verwachtingen voor Sainte-Marie editie 2022 zijn dan ook uitermate hoog gespannen - waarschijnlijk té hoog want ik beëindig mijn eerste beursdag (de woensdag) met een gevoel van ontgoocheling. Nochtans zitten de gezellige drukte en de goede, oude sfeer er wel onmiddellijk weer in en het weerzien met talloze oude bekenden – zowel verzamelaars als handelaars – is effenaf verfrissend te noemen. Ook het weer laat zich van zijn beste kant zien: op een verregende woensdagmorgen na (maar dan heb je altijd nog wel iets te doen in een van de vele expositieruimtes) blijft het droog en varieert de temperatuur van effenaf aangenaam tot lekker warm zonder daarbij echt hinderlijk te zijn: een welgekomen afwisseling na de hittegolven die de beurzen van de vorige jaren teisterden en waarbij de spreekwoordelijke mussen uit de dakgoten vielen.
Het zit echter niet zo goed met de kwaliteit van het aangeboden materiaal. Nagenoeg alle Chinese handelaars hebben wegens een Corona-reisverbod (noodgedwongen) verstek moeten laten gaan en hun plaatsen zijn nagenoeg integraal ingenomen door enerzijds verdelers van goedkope geslepen en getumbelde toestanden en door anderzijds Marokkaanse nieuwlichters, waarvan je je afvraagt of het nu mineralenverkopers dan wel handelaars in bouwmaterialen zijn: de kwaliteit van wat ze aanbieden is effenaf afgrijselijk. En nochtans verkoopt dat allemaal blijkbaar als zoete broodjes – toch te oordelen naar het groot aantal flats waarmee constant over het beursterrein heen en weer wordt gezeuld. Waarschijnlijk (en hopelijk!) moet je de eindafnemers daarvoor niet zozeer zoeken in kringen van mineralenverzamelaars dan wel bij de wereldwijd talloze bezoekers van toeristische centra en “gezondheidshandeltjes”.
Ook de diversificatie binnen het aanbod laat te wensen over. Akkoord, de laatste jaren – met vooral de Chinese nieuwigheden die bijtijds nauwelijks bij te houden waren – zijn wij op dat gebied effenaf verwend. Maar dit jaar is het aantal écht significante nieuwe vondsten zo ongeveer op de vingers van één hand te tellen. Bovendien klagen nogal wat handelaars ook over het feit dat hun nieuwe stocks om Covidredenen in veel landen van herkomst momenteel nog altijd blijven hangen.
En tenslotte ontgoochelen ook de prijzen: voor een beetje nieuwigheid worden al dadelijk dusdanig exorbitant hoge bedragen geëist dat alle lust tot verdere negotiatie je ontgaat. Zo kom je tot Amerikaanse toestanden, waarbij agressieve marketingcampagnes en kunstmatig gecreëerde tekorten de prijzen tot dusdanige hoogtes opkloppen dat volledige nieuwe marktsegmenten voor de modale verzamelaar eenvoudigweg afgesloten worden. Denk maar aan hoe het de azuriet van het Mexicaanse Milpillas vrij recent is vergaan: uiteindelijk enkel nog bereikbaar voor beleggers uit het voormalige Trumpistan – een toestand die we in Europa kunnen missen als kiespijn.
Een en ander betekent dat ik op woensdagavond, op het einde van mijn eerste beurs(verkennings)dag behoorlijk pessimistisch gestemd ben – in die mate zelfs dat ik mij afvraag hoe ik hier de volgende twee dagen moet rond maken. Maar wanneer ik op donderdag mijn meer gerichte inspectieronde aanvang wordt dat doembeeld snel gemilderd – alleen is al vlug duidelijk dat de koopjes niet langer zomaar voor het grijpen liggen. Maar ze zijn er nog, als je maar diep genoeg graaft, mét inzet van al je in het verleden verworven kennis van mineralen, markten en handelaars. En je moet ook bereid zijn om ervoor te betalen - meer dan vroeger weliswaar, maar meestal toch nog altijd binnen haalbare grenzen. De tijd toen je nog een uniek specimen kon scoren voor 50 Euro (of minder) is helaas echter voorgoed voorbij…
Maar laten we eens zien wat de pot tijdens mijn driedaags bezoek uiteindelijk heeft geschaft en we beginnen met Marokko, dat naast alle rommel gelukkig ook nog met enkele goede stukken voor de dag kan komen. Er is heel opvallende azuriet uit de regio Oumjrane: buitengewoon euhedrische kristallen tot 1 cm, hier en daar netjes gepseudomorfoseerd tot malachiet. Deze introductie is vers van de pers en op de (nog niet vrijgegeven) exacte vindplaats blijft het dus nog even wachten. De specimens moeten wel met extra zorg worden behandeld want de mooi contrasterende crèmekleurige matrix is nogal brokkelig. Er is ook nieuwe aragoniet en die zou afkomstig zijn van Al Khoukhat, zowat 30 km ten noorden van Midelt (vindplaats voorlopig ook al onder voorbehoud!). Die wordt aangeboden als waaiervormige bundels kleurloze tot gelige langgerekte kristallen met pseudohexagonale doorsnede én zijdelingse insnoeringen – de onmiskenbare kenmerken van aragoniet drielingen. De matrix is vrij hard wat de berging van de specimens danig moet bemoeilijkt hebben want veel kristallen zijn afgebroken – dat wordt uitkijken bij het selecteren! Ook nieuw (en aantrekkelijk!) zijn de specimens met picropharmacoliet uit de Ightem mijn in de regio Bou Azzer: roze gekleurde speldekussens (door ingesloten erythrien) vergezeld van nog andere arsenaten, waaronder sainfeldiet. Over de correcte identificatie is hier echter nog niet alles gezegd: ik kocht eerder dit jaar al een specimen en liet het wegens de onzekerheid pharmacoliet/picropharmacoliet identificeren via het momenteel lopende MKA-programma - waaruit bleek echter dat het … geen van beiden is! Wat het dan wél is wordt momenteel nog onderzocht – dit wordt dus (middels een toekomstige MMM) zeker nog vervolgd! De nieuwe specimens roodgekleurde elbaiet (var. rubelliet?) van Beni Bouzra, in het noorden van Marokko, vallen op – niet zozeer door een goede kleur of royale afmetingen – maar gewoonweg omdat ze van Marokko afkomstig zijn: dat op zichzelf moet voor de verkopers blijkbaar al voldoende zijn om er fortuinen voor te verlangen. Er circuleren op de beurs ook vrij grote volumes Marokkaans zilver, zowel van Imiter als uit de regio Bou Azzer. Als je weet dat te lande de publieke handel daarvan strikt verboden is kan het niet anders dan dat er ter plaatse een uitgebreide en goed georganiseerde smokkelhandel moet rond bestaan. Je hoeft je echter niet te beperken tot Marokkaanse nieuwigheden: ook bij de “klassiekers” vind je nog verrassingen. Bij Hassan Moha (in 2007 organiseerde hij voor de MKA-expeditie nog een felgesmaakte picknick te midden de vanadinietvelden van Mibladen) duikel ik nog een massieve “boenk” vanadinietkristallen op van 2 kg droog gewogen: een opeenhoping van perfecte kristallen van ongeveer 1 centimeter op wat spaarzame matrix. Gelukkig is de (oranjebruine) kleur “verkeerd” (des te roder, des te duurder) want anders ware dit specimen effenaf onbetaalbaar geweest – maar puur kristallografisch gezien is dit voor mij een absolute topper. Ergens te velde bij een van de vele “bricaillonneurs” vind ik ook nog enkele grote geodes tjokvol zwartglanzende pyrolusietnaalden: volgens verkoper afkomstig uit Aouli, maar volgens mij komen die daar niet voor. Ik hou het eerder bij Imini, waar wij in 2007 ook al zelf dergelijke pyrolusiet na manganiet toestanden (maar dan wel behoorlijk minder mooi) in het zweet ons aanschijns kapten.
Terwijl we toch in Afrika zijn doen we even een ommetje naar Namibia. Gunnar Färber is vooral bekend bij systematici, maar toch biedt hij ook wel eens opmerkelijke macrospecimens aan. Elke verzamelaar kent wel de opmerkelijke (violet)gekleurde, satijnachtig iridiserende heterosiet van Farm 115 nabij Sandamap: een gemengd (Fe
3+ ,Mn
3+)-fosfaat dat bij velen nog verkeerdelijk als purpuriet te boek staat. In collecties komt dat onveranderlijk voor onder de vorm van onregelmatige brokstukken “omdat er geen kristallen van zouden bestaan”. Maar nu bewijst Gunnar het tegendeel met zijn recente vondst van centimeter- tot vuistgrote specimens waarop verschillende kristalvlakken goed waar te nemen zijn – in die mate zelfs dat je er met enige moeite effectief de orthorombische habitus kunt uit afleiden. Sabine Amory biedt dan weer specimens met goedgevormde ephesietkristallen aan van de Zuid-Afrikaanse Wessels mijn (meestal – als je ze tenminste al vindt - zijn die van de naburige Lohatlha mijn): een vrij zeldzame mica met een opvallende violetroze kleur, te wijten aan het aanwezige lithium (en niet mangaan zoals velen menen te weten).
Zoals hoger al gesteld blinken de Chinese handelaars in deze beurseditie uit door hun (weliswaar gedwongen) afwezigheid. Buiten wat gerecycleerde oudere specimens – doorgaans van een niet erg hoogstaande kwaliteit – valt hier ditmaal dus weinig te beleven, met uitzondering van twee nieuwigheden die door Europese dealers werden geïmporteerd. William Peraud presenteert een aantrekkelijk lot fluoriet uit Quanzhou in de provincie Fujian: kubusjes met een zijde van ongeveer een centimeter en een (tenminste voor fluoriet) minder courante blauwe kleur die onwillekeurig aan die van Bingham Canyon in New Mexico doet denken. En CC-Minerals verrast ons met een partij onberispelijk zachtroze, botryoïdale smithsoniet op een mooi contrasterende, pikzwart glinsterende matrix van sfaleriet: de vindplaats is Wenshan in de provincie Yunnan, in beter dagen eerder bekend van zijn bizarre calcietspecimens. Bij Peter en Janet Wittur verzeker ik mij nog van een mooie oranje mimetiet van Pingtoulin in Guangdong, weliswaar gerecycleerd uit een oudere verzameling: dit opmerkelijke materiaal verdween al van de markt heel kort na zijn introductie en ik viste toentertijd achter het net vanwege te traag en vooral (tot mijn eigen schande) te gierig.
In India hebben ze het fenomeen Corona blijkbaar niet aan hun hart laten komen en ze zijn ook nu weer ruimschoots vertegenwoordigd, net zoals voorheen. Significant échte nieuwigheden hebben ze echter niet bij, maar voor enkele tientallen Euro’s kan ik mij nog een botryoïdale geelbruine fluoriet uit Nasik aanschaffen - tientallen kleine kogeltjes tot 1 cm elk aan beide zijden van een matrix van kwartskristalletjes – en een grasgroene gyroliet op apophylliet uit Aurangabad, een kleur die nog in mijn gyrolietsubverzameling ontbrak. Heel mooi (en duur!) zijn ook de mesolietaggregaatjes uit Deshgaon in het district Khandwa : kleine, uitermate fragiele pluisbolletjes tot 2 cm doormeter met een kern van een eerste generatie roodbruine naaldjes waarop een tweede generatie witte naaldjes is uitgekristalliseerd: ze zien er als echte kleine spinnewebben uit. Wilke Mineralien is hiervan de aanbieder, maar ze zijn ook beschikbaar bij Matrix India – alleen moeten ze daar zowat het dubbele kosten en worden ze gelabeld als thomsoniet. Beide handelaars beweren dat hun materiaal geïdentificeerd werd (!) – er zal dus wel niets anders opzitten dan zelf ook nog eens een identificatie te laten uitvoeren. Dé verrassing uit India wordt ditmaal echter verdeeld via diverse Europese kanalen (en níet door Indiërs) en is voor de verandering eens NIET uit de Deccan afkomstig: fantoomkwarts uit de regio Hyderabad in de staat Telangana, in Centraal India. Een eerste generatie van kwartskristallen met roodbruine hematietinsluitsels wordt hier overgroeid door een tweede generatie kleurloze kwarts. De messcherpe overgang tussen de twee generaties laat een onmiskenbare “kristal in een kristal” indruk en is zeer duidelijk waar te nemen: een hoogst merkwaardig fenomeen. Dit materiaal circuleert op de beurs in verschillende kwaliteiten (en prijzen), gaande van zwaar beschadigd en relatief troebel tot onberispelijk: het Italiaanse MCP spant hierbij zonder enige twijfel de kroon (met dank overigens voor de tip aan Jef Leybaert): eens je hun aanbod hebt gezien wil je (helaas voor je geldbeugel!) geen ander meer.
We blijven nog even in Azië rondhangen. Wiliam Peraud verrast met een aantrekkelijk lot aurichalciet (een vrij zeldzaam basisch dubbelcarbonaat van zink en koper) uit Azant, nabij Kütahya in het westen van Turkije: de hemelsblauwe rozetjes contrasteren mooi met de limoniethoudende matrix. Voor Iranees materiaal moet je dan weer bij Peter en Janet Wittur zijn: uit een vroeger aanbod houden zij nog enkele willemiet pseudomorfosen na descloisiet over (de bekende “kerstboompjes”) van de Chah Milleh mijn. En na de geïsoleerde goedgevormde zunyietkristallen van de Ghalat-e Bala zoutkoepel in de provincie Hormozghan bieden ze nu ook nog enkele specimens op blinkend zwarte hematiet matrix aan. Alhoewel ik mij uit persoonlijke politieke overtuiging heb voorgenomen voorlopig geen mineralen meer van Russen te kopen ga ik toch even kijken wat de Putin-lovers in aanbieding hebben: het is niet omdat je op dieet staat dat je het menu niet meer zou mogen lezen. En daar blijkt al snel dat ik niet veel zal missen, want buiten de obligate uvaroviet van Saranovski en de glanzend gepolijste en vooral overprijsde charoiet uit het Murun massief en clinochloor var. seraphiniet van de Korshunovskiy ontginning valt er niet veel te beleven. Toch heeft Hans-Jurgen Wilke nog een verrassing uit een oude verzameling voor mij in petto: een groot ongepolijst handstuk uit het Murun massief dat grotendeels bestaat uit violette charoiet vezels (sommige bundels liggen er los boven op) en rozig-bruine fedorietplaatjes maar waarop je met het blote oog alvast ook nog pectoliet, aegirien en tinaksiet en wie weet – na doorgedreven identificatie - wat nog meer kunt herkennen. Zo goed als een regelrechte mineralogische staalkaart van de hele regio in één enkel specimen!
Dan maken we de oversteek naar het Amerikaanse continent. Dé spraakmaker van Sainte-Marie 2022 is de zogenaamde mangokwarts van Cabiche, Colombia: langgerekte kleurloze, meestal kleine (tot enkele centimeter) kristallen, waarvan de toppen door een ingesloten vreemde substantie (humboldtiet, halloysiet?) oranjegeel gekleurd zijn – zo ongeveer als een opengesneden rijpe mango (vandaar de naam). En nét door die geelkleuring (so what?) moeten die dingetjes plots peperduur worden: voor een klein groepje wordt de prijs al snel een zaak van vier beduidende cijfers. Dit zijn duidelijk Amerikaanse (wan)toestanden die we hier kunnen missen als kiespijn: nieuwe vondsten worden opzettelijk zeldzaam gehouden en hun prijzen via een uitgebreide marketing opgeblazen buiten alle proportie. Enkele jaren geleden maakte we hetzelfde mee met de azuriet van het Mexicaanse Milpillas, die zo voor de modale verzamelaar zo goed als onbereikbaar werd gehouden. Maar daar is het einde van de hype tenminste al in zicht want bij het Italiaanse Webminerals kun je al kleine groepjes (6 tot 7 cm) vinden – sommige zelfs mét malachiet pseudomorfose - voor zo’n 150 Euro (netto keystone prijs): mijns inziens nóg te duur, maar het is toch al een begin. Bij Minéraline vind ik een klein lot aantrekkelijke lichtblauwe pseudomorfosen van chalcedoon na anhydriet uit het Peruviaanse Rumipata: vrij prijzig weliswaar maar op donderdag worden van 14.30 tot 15.00 alle prijzen er keystone (-50%): ook timing is in Sainte-Marie belangrijk! In het Parc Jules Simon is een stand waar uitsluitend geslepen rhodochrosiet van Capillitas, Argentinië wordt aangeboden aan 1, 2 of 3 Euro per gram, afhankelijk van de kwaliteit. Het enige wat mij er werkelijk interesseert is een kleine ongeslepen stalactiet – overigens de enige op de hele stand – ter grootte van een flinke duim. De prijs daarop wordt wel berekend aan het duurste tarief (waarom – er was alvast heel weinig slijpwerk aan?!?) wat betekent dat voor het ding 600 Euro dient neergeteld – iets waarvoor ik feestelijk bedank. Ik blijf het hele gebeuren hier een tijdje gadeslaan – noem het voor mijn part misplaatst leedvermaak - en daarbij valt op hoe de ene potentiële koper na de andere aanvankelijk heel enthousiast naar de prijs van een geslepen schijf of bol informeert (ze zijn inderdaad wel decoratief als versiering van een interieur) om dan na het nodige weeg- en rekenwerk door de verkoper verschrikt achteruit te deinzen. Vraag me niet waarom, maar ik heb hier zo het idee dat de uiteindelijke verkoop niet denderend zal zijn … Begin 2020 verscheen in Mineralogical Record een bijdrage over geodes met “roze amethist” uit Choique, Argentinë: een roze gekleurde kwartsvariëteit waarvan de benaming alvast ontzettend slecht gekozen is, maar daarover meer in een nieuwe MMM die momenteel nog in de steigers staat. Na enig zoeken vind én koop ik die bij een Franse outfit die gedurende de hele beurs alles verkoopt aan keystone prijzen (50% discount) maar dan wel pas nadat ze de werkelijk gangbare prijzen met een factor 3 tot 4 hebben verhoogd - ik vernoem verder geen namen maar als ik daar nog aan toevoeg dat het om een grote stand gaat, dichtbij de centrale kiosk, dan weten de meeste verzamelaars wel waarover het gaat. En jawel, nauwelijks honderd meter verder en nog geen 15 minuten later vind ik hetzelfde mineraal tegen een veel betere prijs voor een significant betere kwaliteit: ik kan mijzelf wel voor de kop slaan, maar eigen schuld, dikke bult. Eén zaak is nu wel echter wel heel zeker: dit was mijn eerste maar tegelijk ook mijn laatste aankoop bij deze aanbieder.
En zo wordt het stilaan tijd om weer naar thuiscontinent Europa terug te keren. Giuseppe Baldizzone etaleert heel mooie omhullingspseudomorfosen aan van smithsoniet na zowel scalenoëdrische als botryoïdale calciet uit de San Giovanni mijn in Sardinië: een vondst uit 2018. Naar zijn zeggen ging het om een grote geode waaruit potentieel honderden specimens hadden kunnen gewonnen worden, ware het niet dat de vinders het grootste deel daarvan opzettelijk vernielden, enkel om te vermijden dat concurrerende teams er mee gingen lopen: effenaf misdadig als je het mij vraagt. In het verleden heb ik – wat prijzen betreft - La Piscine altijd zowat beschouwd als het voorgeborgte van le Théatre, maar ik moet die mening herzien: Cristal Source biedt er onberispelijke azurietkristallen van thumbnailformaat aan tegen minder dan 50 Euro het stuk - een absoluut koopje als ik je nog zeg dat ze van het legendarische Chessy afkomstig zijn (met dank voor de tip aan JC en Tom Costes). Bij JJ Abello van Cailloux spot ik nog een klein lot dadsoniet (een heel zeldzaam, naaldvormig, chloorhoudend sulfozout dat visueel heel erg op boulangeriet en jamesoniet lijkt) uit het Franse Saint-Pons: weer niet goedkoop maar de keystone prijzen verlichten aanzienlijk het veroorzaakte financiële leed. Norbert Stötzel – altijd goed voor een of ander icoon uit een oude verzameling - helpt mij nog aan een royaal handstuk oranjebruine stilbiet van Malmberget in Noord Zweden: op het label staat nog het oude “desmin” dat in ver vervlogen tijden een gangbare benaming was. Vroeger – toen er nog geen sprake was van Deccan mineralen – was dit zowat de standaard voor zeolietverzamelaars. Het Franse Asprières is bekend voor zijn afwijkende botryoïdale geelgroene pyromorfiet die er van de storthopen werd gerecupereerd door de familie Caverivière. Maar bij een Franse verzamelaar vind ik enkele specimens met talrijke kleine grasgroene hexagonale kristalletjes die er in januari 2000 – meer bepaald in het gehucht La Vidale – zouden gevonden zijn. En uit het nog geen kilometer verderop gelegen Saint-Martin de Bouillac ontdek ik een handstuk phosphohediphaan: botryoïdale overkorstingen met een vreemde geelgroene kleur die sterk met pyromorfiet verwant zijn (vervang bij dat laatste simpelweg twee van de vijf loodatomen door calcium). Ik verifieer mijn beide laatste aanwinsten nog even met vader Cyril en zoon Marc Caverivière op hun stand van CC-Minerals en zij bevestigen zowel de identiteit als de vindplaats - voor beiden zowat hun thuisbasis. Ik sluit af bij Ivan Pojarevski van Bulgaria Gems, die heel wat te vertellen heeft over kristalgroei: hij helpt mij nog aan een mooie perimorfose van galeniet na chalcopyriet van Erma Reika. Ik hoor van hem voor het eerst een aannemelijke uitleg voor het ontstaan van de “sapin”-kristalgroei bij calciet (hij heeft specimens bij uit Erma Reika). Wordt vervolgd: hier zit duidelijk weer stof in voor een nieuwe MMM!
Normaliter mag je op Sainte-Marie ook nog wel de publicatie van enkele interessante nieuwe werken verwachten, maar dit jaar blijven we op onze honger zitten. Overigens ontbreken zowel Weise- als Bode-Verlag op deze beurseditie. Berthold Ottens vertrouwt mij wel nog toe dat zo rond de Münchener beurs zijn nieuwe werk over Indische chalcedoon mag verwacht worden – ditmaal wordt het een e-boek.
En geen Sainte-Marie zonder een spraakmakende Exposition Prestige – ditmaal met als thema “Cristal: les formes des Minéraux”, naar aanleiding van de tweehonderdste verjaardag van het overlijden van René Just Haüy. Alain Martaud heeft weer eens zijn beste beentje voorgezet, met de medewerking van zowat alles en iedereen die in Frankrijk naam hebben op het gebied van mineralen. In een twintigtal vitrines worden naast (voornamelijk) indrukwekkende kristalformaties ook nog interessante klassieke werken, instrumenten en kristalmodellen tentoongesteld.
Als ik tenslotte op vrijdagavond mijn beursgang afsluit kom ik tot het besluit dat - niettegenstaande een eerder aarzelend begin – Sainte-Marie weer eens goed is geweest. Het probleem van de dalende kwaliteit wordt volgend jaar denkelijk/hopelijk wel opgelost met de terugkeer van de Chinese handelaars en het terug vlot trekken van de internationale mineralenhandel. Het probleem van de stijgende prijzen daarentegen is spijtig genoeg waarschijnlijk blijvend, en dat is helaas geen goed nieuws voor de hobby…
alfabetische index