Afval is grondstof, dat lijkt een moderne leuze om milieudoelstellingen te halen (en dat is het ook) maar dit is al veel ouder, speciaal in Zwitserland. Al van in het einde van de 19e eeuw was de afval van tunnelbouwers daar een gewaardeerde grondstof voor mineralenzoekers; denk maar aan de roze kristallen van anhydriet die zijn gevonden in het materiaal dat vrijkwam bij het bouwen van de Simplontunnel.
En in 20e eeuws Zwitserland is/was dat niet anders. Toen in het onderste Lötschental (in Wallis) een wegtunnel werd aangelegd tussen Mittal en Hohtenn, gingen mineralenzoekers het gestorte puin doorzoeken. En ze deden rijke vondsten: naast de gewone Alpiene mineralen kwamen er zeldzaamheden te voorschijn als bazziet, lillianiet, cannizzariet en xilongoliet. Deze vondsten werden mee vermeld in het boek “Die Mineralien der Schweiz”, dat ik meenam op vakanties in Wallis.
Toen we in het Lötschental verbleven, ben ik uiteraard ook op deze plaats gaan zoeken, want waar ooit iets gevonden werd, bestaat altijd de kans op meer. Ik heb er één steen gevonden met ertsen en in holtes ook metalige naaldjes, dat zou dus cannizzariet kunnen zijn. Maar mijn mooiste specimen staat op de foto hierboven: donkerblauwe anataas gegroeid op en zelfs deels in een pyrietkristalletje. Het stuk is erg klein (en dank aan Paul Mestrom om er een foto van te kunnen nemen) maar de combinatie van kleur, vorm en soorten maakt er toch een juweeltje van.