Moderne verf bevat als pigment titaanwit, en dat geldt ook voor zonnecrèmes. Maar wie een mineralenboek uit de eerste helft van vorige eeuw open slaat, vindt daarin bij bariet de vermelding dat het gebruikt werd om verf te bereiden. Die soort verf heette lithopoon, en er is naast bariet ook nog sphaleriet nodig als grondstof.
Toen ik met mijn familie in de vroege tachtiger jaren op Paasvakantie was in Nieuwpoort-Bad, vertelde mijn grootvader toevallig dat er in Nieuwpoort-Stad vroeger een fabriek van lithopoon had gewerkt. Dat wekte natuurlijk mijn aandacht, en ik ging dus op zoek, in de hoop er nog resten van de voorraad mineralen te kunnen vinden.
En ik had geluk. Na wat rondvragen kwam ik terecht bij de fabriek, gelegen langs een kanaal dat diende voor de aanvoer van grondstoffen. Die fabriek was al lang verlaten, maar vlakbij woonde een oude man, die vroeger nog in de fabriek gewerkt had en die nu nog de zaak bewaakte. Hij vond het blijkbaar interessant dat er nog iemand belangstelling toonde voor zijn vroegere werk, met als gevolg dat ik een volledige rondleiding kreeg in het gebouw, met uitleg over hoe vroeger alles in zijn werk ging. Dat was echt industriële archeologie, want de fabriek stond al vele jaren leeg, en zo'n verlaten gebouw heeft een heel eigen sfeer.
En bij de rondleiding kwam er ook uitleg over de grondstoffen die vroeger in de fabriek gebruikt werden, in het bijzonder dan bariet. Dat waren hoofdzakelijk 3 soorten: grijze uit Duitsland, rode uit Spanje en witte uit Griekenland. Wat zoeken en goed rondkijken leverde nog een aantal stukken op, maar als mineraalspecimen waren ze niet erg bijzonder: de Duitse bariet was massief, alleen de witte Griekse was bladig ontwikkeld en vertoonde hier en daar wat kristalvlakken. Maar daar staat tegenover dat het hier ging om mineralen zoals ze in het echte leven gebruikt werden, niet om uiterst zeldzame speciale stukken die uit hun verband gerukt worden en die geen kijk geven op hoe een mineraal voorkomt in de natuur. Eerst industriële en vervolgens minerale archeologie dus.
Maar een goeie mineralenzoeker kijkt ook altijd rond naar speciale en afwijkende dingen, in het bijzonder naar andere mineralen die samen met het “hoofdmineraal” voorkomen. En ook dat was er te vinden: kleine kwartskristalletjes gegroeid in een holte van een stuk bariet. Maar dat was nog niet alles: in die kristalletjes was bovendien een fantoom te zien, uiterst klein maar fijn (proficiat Paul om dat te fotograferen). Het kan dus de moeite lonen om alle verwijzingen naar mineralen na te gaan, er zijn soms onverwachte vondsten mogelijk!