In deze titel is het woord “zout” geen bijvoeglijk naamwoord, maar wel een zelfstandig naamwoord: het strand in kwestie bestond inderdaad volledig uit (het mineraal) zout, ook wel 'haliet' geheten.
Zoiets is wel erg ongewoon, en vraagt dus een woordje uitleg. Het strand in kwestie ligt om te beginnen niet aan de open zee (want dan zou het zout terug oplossen) maar wel in het binnenland van Turkije. En het strand was dat van het Tuz Gölü, want letterlijk vertaald “zoutmeer” betekent. Dat is een meer zonder afvoer, dat alleen door verdamping water verliest, met als gevolg dat de concentratie van de opgeloste stoffen steeds groter wordt. Hier was die concentratie zelfs al zo groot dat zout neersloeg op de bodem en niet meer terug oploste. Dat strand bestond uit een tapijt van vergroeide kubische kristallen, met hier en daar een omhoog gegroeide bobbel: daarvan heb ik een paar exemplaren kunnen meebrengen, waarvan er eentje is afgebeeld.
Rond het meer groeiden er zoutminnende planten. Eén daarvan leek heel erg op zeekraal, zoals we dat in eigen land kennen uit het Zwin. Voorzichtig een stukje proeven gaf inderdaad een zoute smaak. Het is jammer dat ik toen niet meer foto's heb genomen, want zo'n wit strand met een laag zoutkristallen die doorloopt onder water, is een heel merkwaardig zicht.